Aflevering 13:
De kunstenaar Karel van Veen (1898/1988) kwam ook in Beekvliet terecht. Van Veen was uitgesproken antinazi en dat had geleid tot zijn gevangenneming. Als enige beroeps beeldend kunstenaar tussen al die mannen met vaak invloedrijke posities was hij een beetje een vreemde eend in de bijt. In de 24 maanden dat hij in het kamp zat, schilderde hij de portretten van meer dan 80 van zijn medegijzelaars! Dat zijn er gemiddeld iets meer dan drie per maand.
Impressie van Het Gezicht van Gestel in de Beekvlietboerderij.
De groep mannen die voor Karel van Veen model zat vormde een redelijke doorsnede van de in totaal ruim 1.200 gijzelaars die in Beekvliet hebben gezeten. Van Veen ontmoette in zijn atelier op de zolder van het Voorgebouw jonge gijzelaars, nog aan het begin van hun leven en carrière, vol energie en voor wie het soms lastig was om lang stil te zitten. Maar ook de oudere mannen waagden de stap naar het atelier om hun soms al wat kalende hoofd uiterst nauwkeurig te laten vereeuwigen. Minister of vakbondsman, dominee of kapelaan, ze kwamen allemaal.
De uren op het atelier waren ze even los van de situatie om zich heen. Voor ieder gold steevast, dat hij zijn verhaal kwijt kon bij de schilder, die geduldig luisterde. Ze vertelden hem van hun zorgen over thuis, spraken hun onzekerheid uit over de toekomst of maakten gewoon een praatje om het praatje om zo de verveling voor korte tijd te verdrijven. En ondertussen werd hun wezen vakkundig opgezet via het palet van de meester.
Zo’n portret was doorgaans bescheiden van formaat, zodat het in het kistje voor de was van de gijzelaar paste. Verstopt tussen het vuile goed kon het zo naar huis worden verzonden. Menig portret van vader, zoon, broer of pijnlijk gemiste echtgenoot kwam zo veilig aan en werd voor de geliefden thuis een dierbaar bezit.
Mr. L.R.J. (Rolly) ridder van Rappard.
Gijzelaar Mr. “Rolly” ridder van Rappard schreef in zijn memoires: “Na lange aarzeling besloot ik toch ook de mogelijkheid te benutten om in de galerie der hässliche Männer te worden opgenomen, welke onze kampgenoot, de bekwame kunstschilder Karel van Veen, met alle minitieusheid, het licht had doen zien. Hieraan was de achterliggende gedachte niet vreemd, dat je vrouw bij eventuele wegvoering naar Duitsland en alle risico’s van dien, dan tenminste een tastbare en sprekende herinnering in huis zou hebben. Van Veen kweet zich op uitnemende wijze van zijn opdracht en het portret heeft ongetwijfeld voor mijn vrouw grote voldoening betekend. Het heeft ook nu nog een ereplaats bij haar schrijfbureau”.
Naderhand stuurden de mannen Karel van Veen vaak een berichtje om hem te bedanken voor het prachtige portret en de bijzondere gesprekken die ze tijdens de poseersessies met de kunstenaar hadden gevoerd.
Na de oorlog portretteerde Karel van Veen meerdere oud-gijzelaars, meestal in de hoedanigheid van de functie die ze op dat moment bekleedden of hadden bekleed. Zoals bijvoorbeeld burgemeester Pieter Oud van Rotterdam of Frits Philips, en alle naoorlogse premiers van Schermerhorn, die hij in het kamp had leren kennen, tot en met Barend Biesheuvel. Via hof functionarissen die Van Veen in Beekvliet hadden ontmoet, kwam zijn voortreffelijke portretkunst ook de koninklijke familie ter ore. Dat leidde o.a. tot diverse staatsieportretten van Koningin Juliana en een van Prins Bernhard.
Kunsthistorica Yve de Vries spoorde een aantal jaren geleden vele van de gijzelaarsportretten die Van Veen in Beekvliet maakte op en schreef naar aanleiding daarvan het boek: Het gezicht van Gestel. Op de Expositie wordt een aantal portretten getoond. Bijvoorbeeld die van oud-Commissaris der Koningin van Noord-Brabant Jan de Quay.
In zijn atelier op de zolder van Beekvliet schildert Karel van Veen Jan de Quay.