De Amersfoorters / De ‘Häftlinge’
Er waren er een veertigtal in het kamp Michielsgestel gekomen. Geen onzer zal ooit den in-droeven indruk vergeten, welke deze totaal uitgemergelde, veelal gewonde en schuw naar cigarettenpeukjes loerende stumpers op ons maakten….. In de Duitsche terminologie waren wìj dus “Geiseln” en stonden zij als “Häftlinge” bekend. Vandaar, dat zij extra bewaakt werden, een apart onderkomen hadden en volkomen van de Beekvlietsche gemeenschap moesten worden uitgesloten.
Zij werkten hoofdzakelijk in het voorgebouw. Dàar dweilden zij de gangen en lapten de ramen, daar werkten ze in de keuken of serveerden bij den Commandant. Met hun kaal geschoren koppen, in hun blauwe of bruine overalls waren zij direct te herkennen als tot de “paupers’ behoorende, waar ieder Duitscher tegen schelden mocht. Maar ònder deze vermomming waren zij dezelfde trouwe en goedmoedige Nederlanders gebleven, die geestelijk veel te hoog stonden om door de bezetters beleedigd te kunnen worden. (van Gijzel pp. 130 – 131)