De Universiteit van Gestel
Het wetenschappelijk leven is zo veelzijdig, dat wij van de Universiteit van Gestel spreken. De gijzelaar kan moderne talen studeeren, maar kan ook Spaansch, Italiaansch, Zweedsch en zelfs Russisch beoefenen. Juristen en dominé’s zwoegen op Tacitus en Homerus, zich voorbereidend op de komende les. Zij zijn echt aan hun huiswerk bezig. Andere kampgenooten wijden zich aan de studie van boekhouden, philosophie, hoogere wiskunde of astronomie. Geschiedenis geniet een groote belangstelling. Pater van der Wey, bekend publicist tegen het nationaal-socialisme, laat ook hier niet na actie te voeren. Er zijn groote redenaars en docenten in ons midden.
Soms dreigt overdaad. Er kwam universitaire versterking uit Haaren:
Zij brachten ons vele nieuwe krachten – en voortreffelijke! Ik denk aan Lieftinck (economie), De Jel (Engels), Constandse (Italiaans, dat tot nu toe vacant was gebleven), Oostra (Fries), Prof. Drewes (Arabisch en Maleis), en dan ook (in een kleine, maar zéér intens meewerkende groep) den filosoof Pos.
Daarnaast natuurlijk werden enkele reeds begonnen cursussen voortgezet: Egyptologie van Pater de Greeve, Geologie van Prof. Schmutzer, “Boëthius, de Filosofie der Gevangenschap”, door Prof. van der Wey. En tenslotte vloeiden ons ook nieuwe voordrachtgevers toe, voor lezingen en korte cursussen: Von Balluseck, Van der Goes van Naters, Prof. Boeke, ,,de Indische Nooteboom” en nog anderen. Dr. Ritter, geacheveerd als vroeger voor de radio, gaf litteraire besprekingen.
Oud-minister Donner drukte zijn stempel op een naar hem genoemde kring. Logemann sprak het synthetische woord in de soms ver uitdijende besprekingen van de “Bestuurskring”. En ook Prof. Dijk was het centrum, de ziel van een krachtige groep. Zijn collega Geyl besprak Zuid-Afrika en Vlaanderen in groter en kleiner gezelschap, en niet zelden maakte dit een deining, die wij in ons rijk geschakeerde kamp ( eigenlijk een permanent – misschien wel wat héél langdurig! – Nederlands volkscongres), best gebruiken konden. (uit Gedenkboek Beekvliet)
Het is een wonderlijke universiteit, die van Beekvliet. Ze kent teveel studie en te weinig rust. Zeker zijn er menschen, die den toestand moeilijk dragen kunnen en daarom in studie vluchten. De gedachte aan het gevaar moet verdrongen worden en dat drijft hen. Ze zoeken niet alleen tijdvulling, maar vooral andere gedachten.
Zij moeten iets verdringen. Zij zijn vaak opgewekt, maar steeds gespannen. (Peereboom pp. 36 – 43)