Eduard von Baumhauer en Het Verscholen Dorp

Baumhauer, Beekvliet en Verscholen Dorp                                                                                                          (uit Gedenkboek Beekvliet en ‘Het Verscholen Dorp’ van Jeroen Thijssen)

 

Blauwdruk van toekomstig Nederland.

In mei 1942  brengen de Duitsers 450 Nederlanders bijeen in de zalen van Beekvliet, een onbewoond (? Red) seminarie te Sint-Michielsgestel. Het is een elite van intellectuelen en politici, die met hun leven garant moeten staan voor de rust en orde in Nederland. Frits Philips zit er, schrijver Simon Vestdijk en de latere eerste ministers Schermerhorn en De Quay. Huizinga, de wereldberoemde historicus, slijt er zijn dagen, net als baron Alexander Schimmelpenninck van der Oye. Personen die volgens een op 17 mei 1942 gepubliceerde verklaring van het Reichs-kommissariat vroeger in het openbare leven stonden en van wie aan te nemen is, dat zij met de aanstichters van de tegen de bezettende macht gerichte kuiperijen sympathiseren.

 

Om dat sympathiseren gaat het. Wie in Beekvliet terechtkomt, staat erom bekend dat hij (vrouwen zitten er niet) een hekel heeft aan de Duitsers. Die afkeer kan overigens blijken uit heel diverse zaken. Luisteren naar de BBC is er een, kinderen vernoemen naar leden van het Koninklijk Huis een andere. Zo zit er een reservemajoor Honig uit Harderwijk, die met zijn gezin demonstratief vertrekt uit de kerk wanneer een verzoeningsgezinde dominee enkele woorden Duits spreekt. Zijn dochter, op 23 april 1942 geboren, krijgt de doopnamen ‘Wilhelmina Juliana Beatrix Irene.

Von Baumhauer is er ook. Hij heeft zitting gehad in het Comité voor Duitse Joden en is voorzitter geweest van de Nederlands-Amerikaanse Kamer van Koophandel, wat hem Deutschfeindlich genoeg maakt. Wanneer hij voor zaken in Den Haag is, in het voorjaar van 1942, wordt hij gearresteerd en onmiddellijk op transport gesteld naar Brabant. Een Duitse soldaat begeleidt hem naar het station, kennelijk worden vluchtpogingen onwaarschijnlijk geacht. Onderweg schrijft Von Baumhauer korte briefjes met het verzoek zijn vrouw op de hoogte te stellen en geeft die aan passanten. ‘Ik weet best wat u doet zegt zijn escorte na een tijdje. ‘Ik ben niet gek.’ Maar hij grijpt niet in. Net voor het station waagt de gevangene of hij nog even iets mag eten. De soldaat staat het genadig toe. Von Baumhauer heeft een licht geval van wraak: hij krijgt wel te eten, de soldaat niet.

In Beekvliet komt Von Baumhauer oude bekenden tegen en zijn buurman uit Vierhouten: de heer Van Beuningen, directeur van de Steenkolen-handelsmaatschappij te Rotterdam en eigenaar van een landgoed in Vierhouten waar zelfs mevrouw Von Baumhauer-Ribbink van onder de indruk is. Het grenst aan het grondgebied van Von Baumhauer. Een heel nuttig contact, en zo doet hij er meer op. ‘Dat was het stomste wat de moffen konden doen zegt hij later tegen zijn vrouw ‘het Nederlandse intellect daar te verzamelen.’

Von Baumhauer zit van mei tot december gevangen, maar wel in een gouden kooi. Beekvliet is geen strafgevangenis maar een gijzelaarskamp, en de bevolking heeft meer privileges dan gewone gevangenen, om nog maar te zwijgen van de  gevangenen, die op een ander deel van het complex zijn ondergebracht. Verveling is een grote vijand. Er is niets te doen op het complex en de radio geeft alleen Duitse berichten door. De gijzelaars proberen zich te vermaken. Er is een voetbalwedstrijd tussen leden van de Tweede Kamer en mensen van de pers, waarbij een minister de aftrap voor zijn rekening neemt. Er zijn lezingen, door bijvoorbeeld Simon Vestdijk en professor Huizinga, en er zijn besprekingen: lange en opwindende discussies over de toekomst van Nederland na de bezetting. Want dat de Duitsers verslagen zullen  voor deze gijzelaars evident. Von Baumhauer discussieert ongetwijfeld mee’ maar daarover schrijft hij niet in de vele brieven aan zijn vrouw. Hij weet wel beter, alle brieven gaan door de censuur. Eind december komt hij vrij, samen met nog tweehonderd anderen, en keert hij spoorslags terug naar Vierhouten. Hij heeft nog geluk, want anderen moeten tot 1944 blijven.

Door zijn lange verblijf is hij wel doordesemd met de geest die in het gijzelaarskamp heerste. Nederland moet na de oorlog met een schone lei beginnen en opnieuw worden opgebouwd. Von Baumhauer heeft er een nieuw oorlogsdoel bij gekregen: het gaat niet alleen meer om het redden van zijn onderduikers, maar om de redding van heel naoorlogs Nederland. Voor die redding zijn jonge intellectuelen nodig, denkers die het land eerst kunnen opbouwen en daarna besturen, en militairen die het nieuwe vaderland moeten beschermen tegen nieuwe gevaren. Het zijn juist deze groepen die onder toenemende druk komen te staan. Zo lopen studenten die in april 1943 weigeren een loyaliteitsverklaring aan Duitsland te tekenen sindsdien gevaar, ze kunnen gedwongen tewerkgesteld worden, de Arbeitseinsatz. Beroepsofficieren zijn al een jaar vogelvrij. Na de capitulatie van 1940 mochten ze nog naar huis terugkeren, maar ín1942 moeten ze alsnog in krijgsgevangenschap naar Duitsland. Niet alle officieren melden zich. Sommigen duiken onder. Dit zíjn de denkers en de krijgers die Von Baumhauer nodig heeft voor Nederland na de oorlog, en hij weet niet waar hij ze moet laten. Zijn huis zit al vol, onder anderen met Joden.