Mededeling: Gijzelaars-expositie reserveren is tot op heden enkel mogelijk via e-mail: info@gijzelaarskampbeekvliet.nl Op dit moment treffen we maatregelen om de expositie via een reserveringssteem te kunnen openen. We plannen proefsessies in september en oktober. We hopen daarna dit systeem gereed te hebben voor gebruik.

EDUCATIE

Landelijke primeur in Sint-Michielsgestel: Lessen over betrokkenheid in een democratische samenleving

Stichting Gijzelaarskampen start met Burgerschapsonderwijs.

180 Brabantse gymnasiasten van de klassen 2 en 4 van het Gymnasium Beekvliet
bijten de spits af. Op 28, 29 en 30 november volgen deze leerlingen een eerste
studiedag burgerschap binnen de muren van de expositieruimte “Gegijzeld
maar niet verslagen” in de nabijgelegen Beekvlietboerderij.
In de vorm van een nieuwe onderwijswet hebben scholen ‘burgerschap’ als opdracht gekregen. Het gaat hierbij om het bijbrengen van kennis van democratie en democratische basiswaarden, om het aanleren en oefenen van vaardigheden die nodig zijn om een actief burger te kunnen zijn en om een voorbeeldfunctie in dezen van scholen en docenten.

“In de in 2020 geopende expositie ’Gegijzeld maar niet verslagen’ over de Beekvliet-
gijzelaars van 1942- 1944, komen tien thema’s van het gijzelaarsleven in ‘vrijheid achter
prikkeldraad’ aan bod. Deze groep van in totaal 1276 mannen greep de gelegenheid aan om
een leefbare en werkbare gemeenschap met elkaar op te bouwen. Overleg, participatie,
integratie en verlangen naar een betere toekomst vormden essentiële onderdelen in dit proces”
“In het gymnasiale onderwijsprogramma komen onder andere de moeizaam verlopende integratieprocessen, de klimaat- en vluchtelingencrisis aan bod, net zoals onze worsteling met politieke polarisatie en met de kansen en gevaren van een nieuwe wereldorde. Deze onderwerpen en dilemma’s worden aan de hand van actuele situaties klassikaal maar vooral ook in werkgroepen behandeld en besproken”, Peter Burgers, historicus verbonden aan de Stichting Gijzelaarskampen en docent van Gymnasium Beekvliet.

De sprekende voorbeelden van het gijzelaarsleven in de Beekvlietboerderij vormen prachtige decors voor en leveren inspirerende voorbeelden hoe het verlangen naar nieuwe
saamhorigheid en naar vertrouwen en verbinding op nationaal en internationaal vlak een
constante factor is tussen toen en nu.
“De lessen vanuit het gymnasiale onderwijsprogramma, gelardeerd met de activiteiten en
verhalen van de gijzelaars, willen de leerlingen laten begrijpen wat er komt kijken bij het
leven in een democratische samenleving. Hoe kun je iedere dag als burger bijdragen aan het
succes van onze democratie,”
Op soortgelijke manier worden later ook de lesprogramma’s op primair en secundair onderwijs geïntegreerd in de Beekvlietboerderij-expositie met voorbeelden vanuit het
gijzelaarsleven. En wordt ook vormgegeven in het decor van de belevingsruimtes van de
gijzelaarsexpositie.

ONDERWIJS HISTORIE MINNAERT

Minnaert was niet in de stemming van een reünie; het voetbalveld interesseerde hem nauwelijks; evenmin had hij zich teruggetrokken tussen de Aula en Blok Zeven. Hij had zich vertrouwd gemaakt met de gedachte van een langdurig verblijf en noteerde met heel kleine letters namen in een opschrijfboekje. Namen en onderwerpen. Voor lezingen, cursussen en lessen. Telkens had hij een nieuwen medewerker te pakken en zijn ogen zag men glinsteren, wanneer hij hevig knikte en maar optekende: ,,Ja! Ja! Zéér interessant, werkelijk zéér interessant! Dus dan spreken we af …. ” Sommigen lachten hem uit, wanneer hij plannen maakte voor over drie maanden. Maar als men gewend is, met lichtjaren te rekenen, och ….

BAELDE

In een andere hoek van de tuin was Baelde in de weer. Ook hem herinner ik mij in zovele kleine bijzonderheden, die onvergetelijk blijven en die niemand onzer zich voor de geest kan halen zonder intense ontroering. Ik zie hem rondlopen met zijn onafscheidelijk bibliotheekboek onder de arm, waarin hij zeker nooit meer gelezen heeft dan vijftig bladzijden (wel is hij het een keer kwijt geweest). Want hij kwam niet toe aan eigen studie. Hij had het ene stukje onaantastbaar-eigene in zijn leven: de correspondentie met thuis. Maar voor de rest was er maar één gedachte: het kamp en zijn geestelijke houding, zijn innerlijke weerstand. Dáárin vonden Minnaert en hij elkander: ,,Wat hebben de mensen nodig?” En het eerste antwoord op die vraag was: ze moeten bij elkaar gebracht worden, deze wild bijeen gegraaide troep moet iets krijgen van een aaneengesloten gemeenschap. Maandag waren we aangekomen. Zaterdagavond leidde De Boer de eerste voordrachtavond in.

Van DUINKERKEN

Daartussen lagen dus vijf heel lange dagen, ruim. Vijf van de langste dagen, die menigeen onzer heeft doorleefd. Maar toen was het ook zover. Van Duinkerken besprak een onderwerp, dat plotseling voor ons heemkundige waarde had gekregen: ,,Over Brabantse Humor”. Midden boven het toneel hing het Brabantse wapen en tegen achten drong zich een aantal lieden naar voren (hé, ook ds. Kapteyn is erbij! Wie had dat ooit gedacht?), die zich als inlanders manifesteerden, door het lied te zingen, dat later aan het medisch front zulk een magische bekoring zou gaan uitoefenen: ,,Dat gaat naar Den Bosch toe” …. Van Duinkerken sprak. Hij praat, wij lachen. Wij lachen om de leeuw, die uitgleed over de nattigheid, en om de dialoog der doven: ,,Ga je naar ’t lof?” – ,,Nee, ik ga naar ’t lof” – ,,0, ik dacht, dat je naar ’t lof ging” …. En om de flauwste mop van Antwerpen. Maar vooral om de langste. We lachen en we voelen er ons van opveren. Dat is dus mogelijk. Maar dan is er veel méér mogelijk. Dan is hier meer mogelijk dan ergens anders in Nederland. We lachen. Smakelijk en onbevangen. Maar toch ook met iets triomfantelijks, iets uitdagends, als wilden we demonstreren, dat ze ons niet klein krijgen.

Er waren leerlingen, er waren docenten

De zon zakte boven het Brabantse land en bescheen door de hoge – nog niet verduisterde – aularamen de vreemde gijzelaarsmassa, die tot dusver nog alleen collectief was opgetreden bij de uitzinnige appèls. Maar hierbij mocht het niet blijven. De mensen moesten aan het werk, geregeld en met een concreet doel. Op Maandag 11 Mei was het tussen de deuren van eetzaal 1 een grote bedrijvigheid. Om twee uur hield de cursuscommissie zitting. Een voorlopig rooster was door Baelde samengesteld (het ondankbaarste werk berustte bij hem) en thans kon ieder op de deelnemerslijsten tekenen. Men had de keuze tussen 21 vakken (wanneer ik ook de Bijbelkringen onder “vakken” rekenen mag). Een enkele maniak betreurde het, dat, wanneer hij aan de helft meedeed, de andere helft hem nog ontging. Doch de meesten hunner hebben zich daarover later, al bridgende, getroost. Een overladen programma? Een zó rijke overvloed, dat het later wel verlopen moest? Pessimisme en kritiek in zulke dagen zijn gemakkelijk. Men vindt er altijd argumenten genoeg voor. Maar wanneer we bedenken, dat de talencursussen tot het einde toe op een vast publiek konden rekenen, zegt dat iets. Tientallen gijzelaars hebben in Gestel een nieuwe taal geleerd, of hun vervaagde kennis opgefrist. Algra heeft zijn vaderlandse geschiedenis beëindigd voor een zaal, die even vol en even geestdriftig was, als toen hij begon. . . . al waren het niet meer overal dezèlfde gezichten. Van Knuttel geldt hetzelfde, en ook de wichelaars van Minnaert bleven getrouw, terwijl Rinke Tolman, zolang men door de tuin wandelen kon, telkens weer de mensen om zich heen kreeg. Er waren docenten, er waren leerlingen.


Binnenkort

Thomasvaer en Gijzelaar (lezing)
Bevrijdingslied Jo Juda (concert)
Gedichten Anton van Duinkerken, Simon Vestdijk (gedichten)
Het Vierde Beest van Pater Henri de Greeve (lezing)